Categories
Laatste nieuws

De cumulatie

Op vraag van de vakorganisaties werd op het onderhandelingscomité voor de politiediensten een voorstel tot hervorming van het op de operationele politiepersoneelsleden toepasselijke stelsel van beroepsonverenigbaarheden besproken. Dit onder meer naar aanleiding van de overplaatsing van de beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat naar de federale politie die, zelfs na hun overplaatsing, hun bijkomende beroepsactiviteiten mochten voortzetten.

Naast een aantal absolute onverenigbaarheden (operationeel lid zijn van een hulpdienst of ambulancier, het verstrekken als lid van het leidinggevend of onderwijzend personeel van een erkende rijschool van het praktische rijonderricht indien dit onderricht geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend op de openbare weg en het uitoefenen van het ambt van bijzonder veldwachter), zal het personeelslid voortaan de bijkomende activiteit die het wenst uit te oefenen louter moeten melden aan zijn overheid.

De overheid beschikt vervolgens over een termijn van 45 kalenderdagen waarbinnen de uitoefening van die activiteit zal kunnen worden geweigerd of onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Deze beoordeling betreft steeds, gelet op de wettelijke invoering van de principiële toelating tot het uitoefenen van een andere bezigheid, een individuele en ad-hoctoetsing. Bij het uitblijven van een antwoord van de overheid binnen die termijn zal de activiteit uitgeoefend kunnen worden.

De minister van Binnenlandse Zaken kan – met het oog op eenheid van rechtspraak en uniformiteit in de toepassing van het statuut binnen de geïntegreerde politie – richtlijnen geven betreffende de te nemen weigeringsbeslissingen. Deze ministeriële richtlijnen strekken er aldus geenszins toe om bijkomende onverenigbaarheden vast te stellen.

Het spreekt voor zich dat de personeelsleden van het operationeel kader die reeds vóór de inwerkingtreding van deze ontwerpbepalingen een afwijking op de beroepsonverenigbaarheden hebben verkregen, de toegestane activiteit, in voorkomend geval volgens de eraan gekoppelde voorwaarden, verder mogen blijven uitoefenen.

Ref.: memorie van toelichting

Categories
Laatste nieuws

Dossier “Copernicus”

Zoals u weet, heeft de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op 29 juni 2018 – overeenkomstig de tot op heden gevestigde rechtspraak die in dit dossier werd gevestigd door het hof van beroep te Brussel – de eis van de federale en lokale politieambtenaren inzake de COPERNICUS-premie afgewezen als niet gegrond.

Deze beslissing is conform de door het hof van beroep te Brussel gevestigde rechtspraak, bevestigd door verschillende rechtbanken in eerste aanleg en hoven van beroep elders in het land, in een procedure die werd ingeleid door een andere politievakorganisatie aangaande dezelfde eisen.

Na analyse van de situatie en rekening houdend met de gelijkluidende rechtspraak in eerste aanleg, van de hoven van beroep en inzonderheid het hof van beroep te Brussel, heeft het nationaal comité van VSOA Politie besloten te berusten in deze beslissing en niet de kosten en erelonen van een beroepsprocedure te dragen tegen het vonnis dat op 29 juni 2018 door de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel werd uitgesproken.

Deze beslissing werd mede gemotiveerd door het risico dat, bij een beroepsprocedure, de politieambtenaren zouden veroordeeld worden tot het betalen van de procedurekosten.

Indien desondanks leden van onze vakvereniging, ten persoonlijke titel, beroep zouden wensen aan te tekenen tegen het vonnis van 29 juni 2018 uitgesproken door de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, zullen zij hiervoor persoonlijk verantwoordelijkheid zijn.

Op 15 augustus 2018 had nog geen enkele tegenpartij het vonnis op het kantoor van Mr. VANCROMBREUCQ – FREROTTE & Associés (gekozen woonplaats) laten betekenen.

De leden die beroep willen aantekenen tegen het vonnis kunnen dit vanaf heden op eigen kosten doen en dienen hiervoor rechtstreeks contact te nemen met de tegenpartijen alsmede hun raadslieden, en een verzoekschrift tot hoger beroep in te dienen.

De kopie van het vonnis gewezen op 29 juni 2018 door de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel – met als rolnummer “2011/53/A” – met daarin de volledige coördinaten van de tegenpartijen en hun raadslieden is beschikbaar op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Van haar kant, laat VSOA Politie vanaf nu de raadslieden van de tegenpartijen weten dat ze geen beroep zal instellen tegen het vonnis gewezen op 29 juni 2018 door de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, en dat het aan haar leden toekomt, die wensen beroep aan te tekenen, om dit te doen ten persoonlijke titel en op eigen kosten.

VSOA Politie vestigt de aandacht van haar leden op het feit dat, indien men beroep wenst aan te tekenen tegen het vonnis gewezen op 29 juni jongstleden door de 21ste Nederlandstalige kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, men beschikt over een termijn van één maand om dit te doen vanaf de betekening van voormeld vonnis.